Chipnummer
Het chipnummer (ook wel transponder genoemd) binnen Europa bestaat uit 15 cijfers. De eerste drie cijfers bestaat uit een landencode zodat direct duidelijk is in welk land het dier gechipt is. Het kan ook zijn dat de eerste drie cijfer de code van de fabrikant is.
Zo heeft Nederland 528 als eerste 3 cijfers en België 056.
Na de landencode volgen drie cijfers waaraan de fabrikant van de chip te herkennen is: de fabrikantencode. De laatste negen cijfers tenslotte bestaat uit een nummering die door de fabrikant is opgesteld.
Deze chips voor identificatie van dieren voldoen aan de ISO standaard. Hierdoor zijn alle chips van alle fabrikanten binnen Europa door alle merken afleesapparaten te lezen.
Deze chips voldoen aan de ISO 11784/85, FDX-B standaard.
Dierchips mogen alleen geplaatst worden door personen die beroepsmatig met dieren bezig zijn of hiervoor een cursus hebben gevolgd.
Gebruiksaanwijzing
1. controleer of het dier niet reeds is gechipt
2. scan de nieuwe chip in de naald en controleer het ID nummer
3. verwijder de beschermhuls van de naald
4. implanteer de chip op de voor het dier voorgeschreven locatie, bij alpaca's gebeurde dit meestal links in de hals, maar tegenwoordig aan de basis van de linker oorwortel. Voor meer informatie lees verder onder 'plaatsen van chipnummer'.
5. scan opnieuw na het inbrengen van de chip
Geleverd materiaal
ISO transponder 2mm x 12mm met landcode 528,
steriel wegwerp implanter
6 barcode stickers
Plaatsen van chipnummer
Alpaca Association Benelux koos ervoor om ook de locatie voor het aanbrengen van de microchip te standaardiseren. De microchip moet aan de basis van het linker oor worden aangebracht. De voordelen hiervan zijn dat de microchip moeilijk kan migreren, en steeds makkelijk te scannen is omdat er zich op deze plaats weinig wol bevindt. Belangrijk is tevens dat de meeste andere alpaca-stamboeken ook deze locatie hanteren. De linker oorbasis is dus de wereldwijde norm.
Het aanbrengen van de microchip gebeurt als volgt.
Een helper houdt het dier vast bij het hoofd. Terwijl men achter het hoofd van het dier staat, wordt het linker oor met de linker hand vastgehouden. Met de andere hand voelt men aan de basis van het oor een zacht kuiltje onder huid. Dit kuiltje is een mooie onderhuidse uitsparing, die zich perfect leent tot het inplanten van een microchip. Lokaliseer dit kuiltje goed door er zachtjes op te drukken met vinger of duim. Plant de naald van de chip oppervlakkig en met een rustige beweging in onder de huid. Breng de naald niet diep in, maar net diep genoeg om de microchip onderhuids te injecteren.
Alternatief kan de huid aan de oor basis tussen duim en wijsvinger omhoog worden getrokken. Dit is echter niet bij alle dieren mogelijk. Indien correct uitgevoerd, zal het dier zeer weinig last hebben van deze handeling. Als het oor zelf zou worden geraakt, kan er een kleine bloeding plaatsvinden. Dit is echter nooit in die mate dat het een risico vormt voor het dier. Oefen in dit geval enkele minuten druk uit op de punctie plaats.
Hoe jonger het dier, hoe minder ruimte er is om de chip aan te brengen, en hoe groter dus het risico is op een bloeding. Echter, indien het plaatsen van de microchip met de nodige omzichtigheid gebeurt, is er geen reden om dit op jonge leeftijd niet te doen. Dit kan namelijk soms gewenst zijn met zicht op het tijdig inschrijven voor een alpacashow.
Het plaatsen van een microchip is wettelijk gezien een diergeneeskunde handeling.